Eigenschappen van mdf
Mdf kent enkele specifieke eigenschappen die een blik naderbij waard zijn.
DENSITEITSPROFIEL
Bij mdf hebben de oppervlaktelagen een hogere densiteit dan de gemiddelde densiteit van de plaat. Die buitenzijden komen bij het persen rechtstreeks in contact met de stalen persbanden en zijn bijgevolg onderhevig aan de hoogste temperatuur en druk. Daardoor verzekeren ze een oppervlakteafwerking met bv. natlak.
Een homogene kern heeft een iets lagere densiteit dan de gemiddelde densiteit van de plaat, waardoor de mdf-plaat gelijkmatig te bewerken is, zoals met profielfrezen.
OPPERVLAKTEABSORPTIE
De (al dan niet) egale afwerking wordt in grote mate bepaald door de oppervlakteabsorptie van mdf – de graad en snelheid van indringing van vloeistoffen. De oppervlakteabsorptie is visueel niet te bepalen en dient volgens de methode EN 382-1 te gebeuren. Daarbij wordt een druppel tolueen op een hellende plaat aangebracht. Door de zwaartekracht rolt de druppel naar beneden tot hij volledig is geabsorbeerd door de mdf-plaat. Hoe sneller de druppel door de plaat wordt geabsorbeerd, hoe korter het ‘rolspoor’ zal zijn, hoe hoger de absorptie van de plaat is en hoe hoger het verbruik van verf, lak of lijm.
EMISSIE VAN FORMALDEHYDE
Bij de productie van mdf-platen worden door de meeste fabrikanten lijmtypes (UF- en MUF-lijm) gebruikt die mogelijk formaldehyde afgeven. De meeste mdf-platen uit het gamma van fabrikanten behoren tot de laagste formaldehydeklasse E1. Bovendien hebben verschillende fabrikanten mdf-platen die een uiterst lage formaldehyde-emissie hebben en op dat vlak vergelijkbaar zijn met natuurlijk hout. Natuurlijk hout heeft perforatorwaarden die kleiner zijn dan 2 mg op 100 g droge stof. Deze platen bereiken dezelfde lage formaldehyde-emissie.
Tegenwoordig stellen fabrikanten vast dat de vraag stijgt naar zogenaamde NAF-platen (Non-Added Formaldehyde), die met een speciale lijm zonder formaldehyde worden geproduceerd.
BRANDGEDRAG
Standaard-mdf heeft qua brandgedrag gelijkaardige eigenschappen als massief naaldhout, waarbij speciale coatings de vlamuitbreiding kunnen vertragen. Mdf met een volumegewicht dat groter is dan of gelijk is aan 600 kg/m³ en een dikte die groter is dan of gelijk is aan 9 mm heeft een brandklasse D-s2,d0 of DFL-s1 (bij flooring). Door toevoegingen van brandvertragende middelen kan mdf in een hogere brandklasse worden ingedeeld. De fabrikanten hebben een ruim gamma aan brandvertragende mdf-platen.
DIMENSIONALE STABILITEIT
Het vochtgehalte in een houten paneel – mdf, massief hout of andere – hangt sterk af van de omgevingsluchtvochtigheid en -temperatuur. Dimensionale schommelingen kun je enigszins beperken door mdf te bewerken en te verwerken bij een vochtgehalte dat zo dicht mogelijk ligt bij het te verwachten eindevenwichtsvochtgehalte.
BUIGSTERKTE EN ELASTICITEITSMODULUS
De buigsterkte bepaalt de limietwaarde inzake belasting van een mdf-plaat, de elasticiteitsmodulus bepaalt de stijfheid en aldus de mate van doorbuiging bij belasting.
TREKSTERKTE LOODRECHT OP OPPERVLAK
De treksterkte loodrecht op het oppervlak wordt vastgelegd conform EN 319 en bepaalt de loodrechte kracht waarmee een paneel in de dikte opengetrokken zal worden. Aldus geeft de treksterkte belangrijke informatie over de weerstand van de plaat tegen het delamineren of splijten in het vlak. Algemeen zal de loodrechte treksterkte verminderen naargelang de plaat dikker wordt.
DIKTEZWELLING 24 UUR
Afhankelijk van het gebruik en van de lijmsoort onderscheidt men twee types mdf-platen. Enerzijds zijn er mdf-platen voor het gebruik in een droge omgeving. Een droge omgeving is een normaal binnenklimaat dat overeenstemt met de gebruiksklasse 1 (ENV 1995-1-1) en met de biologische risicoklasse 1 volgens de norm EN 335-3.
Anderzijds zijn er mdf-platen voor het gebruik in een vochtige omgeving. Een vochtige omgeving is een tijdelijk vochtig binnenklimaat overeenstemmend met de gebruiksklasse 2 (EN 1995-1-1) en met biologische risicoklasse 1 en 2 (EN 335-3).
OPPERVLAKTESTERKTE
De bepaling van de oppervlaktesterkte gebeurt volgens de norm EN 311, waarbij nagegaan wordt welke kracht noodzakelijk is om de oppervlaktelaag van een houten plaatmateriaal op een loodrechte manier te verwijderen. Deze eigenschap is vooral belangrijk bij oppervlakteafwerking met melamine, HPL, houtfineer …
BOUWFYSISCHE EIGENSCHAPPEN
De bouwfysische eigenschappen van mdf worden vooral bepaald door het volumegewicht. De volumieke massa, de warmtegeleidingscoëfficiënt, het dampdiffusieweerstandsgetal en de geluidsabsorptiecoëfficiënt nemen toe met een oplopend volumegewicht.